Voor september komen er een paar mooie dagen aan; niet veel
wind en ook nog boven de 20 graden, dus ik plan een tochtje met de e-bike.
Natuurlijk moet ik een doel hebben en dat wordt het ouderlijk huis van mijn
vader in De Bilt waar mijn oom en tante wonen. Althans, dat neem ik me voor.
Volgens de ANWB routeplanner is het minimaal 150 kilometer. En ik moet de
volgende dag weer terug zijn. Hm.
Wat als ik het niet haal? Of een ongeluk krijg onderweg? Dat
is me al een paar keer overkomen, maar toen was het wel glad. Vroeger fietste
ik op de racefiets zonder problemen van Rotterdam naar Wijchen maar da’s wel meer
dan 30 jaar geleden. Kan ik überhaupt nog wel zo lang op een fiets zitten? De dag
begint stralend, geen pijntjes of gekkigheid en geen excuus: ik ga fietsen. Extra
batterij mee want anders haal ik het niet, brood gesmeerd, tandenborstel mee, geen
flesje voor water meer gevonden, nou ja, dan maar niet. Dat halen we onderweg
wel. Dikke kus en er vandoor.
Het is heerlijk fietsen maar ik moet mezelf telkens inhouden
om mijn energie wat te sparen. Na ruim twee uur trappen ben ik in Emmeloord en
ik val bijna flauw van de honger en dorst. Maandagochtend en nergens in de Noordoostpolder
een flesje water kunnen vinden. Ook in het centrum lijkt alles dicht behalve de
altijd gezellige Hema met gelukkig heerlijke koffie en taart. De Hema blijkt tevens het hoogtepunt van Emmeloord
te zijn dus het rondkijken laat ik verder voor wat het is.
Het tweede stuk gaat gek genoeg veel beter. Genoeg calorieën
binnen, een fantastische route en ik voel me weer helemaal 20. Ik passeer het
Ramsdiep, Kampen en volg de Randmeren. Maar dan is de accu leeg en kom ik
letterlijk met beide benen weer op de grond. Even accu wisselen en ook de benen
strekken want wat heb ik een stijve kont gekregen. In Elburg lijkt het nog
helemaal vakantiehoogseizoen want het is een gezellige drukte. Ik eet mijn boterham
op een bankje in de zon bij de haven en stap weer op mijn fiets.
Nu moet ik toch nog een keer pauzeren voor de laatste ruk
naar De Bilt. Via de app heb ik mijn aankomsttijd al een uur bijgesteld. Na
Harderwijk, bij Strand Nulde ligt een hotel aan het water en ik vind dat ik nog
wel een koffie heb verdiend. Fiets geparkeerd, fietstas onder de arm, extra
accu onder de andere. Tussen de 60 plussers die van het leven aan het genieten
zijn zoek ik een coronaproof plekje op het terras. Blijkbaar ben ik de enige
die zich hier druk over maakt óf ik ben in een hele grote familie beland want het
terras is afgeladen vol.
Ter hoogte van Bunschoten Spakenburg gaat de laatste
boterham erin, bij een bushalte. Als de nood hoog is dan zijn we niet meer zo kieskeurig
wat locatie betreft. Nu is het niet ver meer, spreek ik mezelf moed in. Bij het
toilet van het hotel heb ik al wat fysieke schade kunnen vaststellen, laten we
zeggen ‘slijtageplekken’. Maar ik ruik stal en dat helpt. Ondertussen houd ik
de capaciteit van de accu angstvallig in de gaten. Maar hopen dat ik het red.
De doorgaande weg blijkt afgezet en ik wordt op sleeptouw
genomen door een meneer die wel weet hoe je met de fiets aan de andere kant van
de snelweg kunt komen. Als ik vertel dat ik uit Joure kom, kijkt hij mij glazig
aan. Joure in Friesland? Ja, die Joure. De laatste kilometers blijken toch het
zwaarst, maar dat heb je als je juist dan in het bos een verkeerde afslag neemt.
De dame van google wil constant dat ik omkeer maar dat gaan we niet doen. Mijn gevoel
zegt rechtdoor, dan rechtsaf en dan moet het goed gaan. Ondertussen zie ik nog
meer van Baarn, Den Dolder en Bilthoven dan ik al van plan was.
Om zeven uur meld ik me twee uur te laat en met 160 km op de
teller bij het tuinhek van mijn oom en tante. Ze onthalen me gastvrij op pizza en
taart, nog net geen kinderfeestje. En natuurlijk moet ik blijven slapen, kan
best. Dit heb ik vroeger ook wel eens gedaan en met plezier haal ik
herinneringen op. Maar dan zie ik ook hoe de ouderdom hen niet voorbij is
gegaan en wat een moeite sommige dingen hen nu kost. Wat fijn dat ik toch ben
gegaan en we maken er een gezellige avond van.
Na het ontbijt besluit ik ondanks de schade toch terug te
fietsen. Als het straks echt niet gaat dan pak ik wel de trein, ik wil dit
afmaken. Het mooie weer van gister is ook voor vandaag voorspeld maar bevindt
zich vooral in het noorden van het land. Fietsend door dikke mist ben ik binnen
no time helemaal verkleumd en ik moet mijn hoofd schudden om de mistdruppels
van mijn wimpers te krijgen. Geen behoefte aan camouflagevlekken.
Bij Zeewolde heb ik er genoeg van. Op het terras van een
bakker raak ik in gesprek met een andere fietser. Een echte, met racefiets en gps.
Hij komt uit de buurt van Arnhem en maakt ook een tweedaags rondje. Ook hij
kijkt me glazig aan als hij hoort wat mijn doel is. Zijn blik gaat van mijn
fiets naar die van hem en ik vraag me af wat hij denkt. Dan zegt hij dat zijn
vrouw sinds kort ook een e-bike heeft en ze nu weer samen kunnen fietsen dus.
Ja, ik begrijp ‘m.
Met Lieuwe spreek ook nog af voor een gezellige koffie in Zwartsluis.
Maar miscommunicatie en wegafzettingen gooien roet in het eten. Hij moet naar
een afspraak en heeft alleen nog tijd om te zien dat ik nog leef en ik krijg
een dikke kus. Friesland blijkt op de terugweg nog verder weg dan op de heenweg
want ik raak verdwaald rond de Weerribben. Er zijn smalle paadjes met bruggetjes
afgezet in Ossenzijl, ook voor fietsers, om de bewoners te beschermen. Geen corona-toeristen
toegestaan. Met de dame van google zoek ik een andere route. Maar weer wil ze
me terugsturen. De coronabordjes kan ze blijkbaar niet lezen.
Op gevoel kies ik dan maar in de avondschemer een richting
waarvan ik hoop dat het ‘noord’ is. Het wordt al donker, het Tjeukemeer is een
zwarte vlek en ik ben al uren de enige op het fietspad. De fiets mag me nu niet
in de steek laten en met mijn allerlaatste kracht sleep ik me voort. Tegen half
negen rol ik eindelijk ons grindpad op, uitgeteld, met ruim 180 km op de
teller. Klus geklaard en lijntje uitgezet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten