donderdag 8 april 2021

Vijverleed


'Er zit een reiger bij de vijver!' roept Lieuwe op een ochtend. Nee hè, wat nu? 'Zijn de vissen er nog?' We hebben ze bijna twee jaar geleden met zoveel zorg uitgekozen. 'Nou, hij heeft er twee te pakken', zegt Lieuwe stellig. Elke ochtend als we van de trap afkomen werpen we automatisch een blik op de vijver. Vanuit die hoogte kan je er perfect in kijken en, inderdaad, we zien nog maar vier vissen. Totdat een paar dagen later de vijfde vis zich alsnog laat zien. 'Nou, de schade is door de reigeractie beperkt gebleven tot één vis', zegt Lieuwe. Maar ik heb hoop, dankzij mijn niet te beteugelen optimisme. Vorig jaar duurde het ook even voor ze zich alle zes lieten zien, ondanks ons voeren en doorlopende grondige vijverinspectie, dus je weet maar nooit.

Lieuwe heeft zijn zoon aan de telefoon, ook zeer begaan met onze huisdieren, en doet verslag van het drama en dat we nog maar vijf vissen hebben. 'Dat wéét je niet!' roep ik vanuit de woonkamer, 'misschien is ie er nog!' Het blijft een twistpunt, maar wat is een relatie zonder verschil van mening. 

Onze vissen hebben intussen ook een naam gekregen, op basis van uiterlijke kenmerken natuurlijk. We hebben een 'vlekje', een 'streepje', een 'goldie', 'de grote witte' en 'de gevlekte'. En ook een 'minst mooie', de vis die nu ontbreekt. Blijkbaar kan ik me ook in een vis verplaatsen, want ik voel me schuldig. Wellicht hebben we de vis zijn kans op succes in het leven ontnomen door onze stigmatisering.

In ieder geval moet er een reigerafweersysteem komen anders is de vijver zo leeg. Het geavanceerde elektronische piepsysteem blijkt veel te duur. Met een net over de vijver zien we zelf de vissen niet meer. Voor glimmende bollen zijn we niet esoterisch genoeg. Uiteindelijk kiezen we voor een visdraad op hoogte langs en over de vijver gespannen. Die zie je vrijwel niet, eenden en padden kunnen er onderdoor maar het schrikt de reiger wel af. Althans, dat hopen we. Terwijl ik op mijn knieën druk bezig ben met het bevestigen van het draad tel ik weer onbewust de vissen. Zes! Ik tel er zes! Nadat ik mijn 'zie je wel, zíe je wel' feestje heb gevierd bedenk ik me dat deze vis in ieder geval een betere naam verdient. Misschien 'de verlegen' of 'de slimme vis'. Ik houd het op verlegen, het is gewoon een laatbloeier. 

'Roelie, je hebt een reiger gevangen!' hoor ik 's ochtends vroeg uit de tuin. Vanuit de slaapkamer zie ik een reiger half in de vijver, half op de rand. Hij kan geen kant op, heeft zich blijkbaar in één draad weten klem te zetten. Aangezien een reiger zelfs vijverfolie weet lek te prikken vind ik het een hele gedurfde onderneming om het grote dier los te maken. Maar Lieuwe benadert hem behoedzaam en met een handige greep, alsof hij dat dagelijks doet, pakt hij de reiger in één keer zowel bij de nek als zijn vervaarlijke snavel. Alleen lukt het hem niet om het dier te bevrijden. Gewapend met badjas en schaar snel ik de tuin in en schiet de worstelaars te hulp. Na een paar strategische knippen en wat gewriemel is het dier weer vrij en het leed geleden. Op het gras laat Lieuwe de reiger los en een paar versufte secondes later slaat hij zijn gerafelde vleugels uit en verlaat de onheilsplek.

'Die zien we niet meer', is Lieuwes overtuiging. Blijft echter wel de vraag; kwam hij voor of ná de maaltijd vast te zitten? Dat wordt weer vissen tellen de komende tijd...