Op een mooie winterdag gaan we logeren bij Boutiquehotel Beekhuizen. Beekhuizen en ik, wij delen een lange historie met elkaar.
De allereerste keer dat ik 'op'
Beekhuizen kwam was zo’n 25 jaar geleden tijdens een wandeling met mijn
Nijmeegse huisgenoten. Een rondje over de Posbank, dat zou heel mooi moeten
zijn. Het was eind oktober, de zon scheen en we genoten van de wandeling en het
spectaculaire uitzicht over de restanten van de ijstijd. Jeetje, dit zou elke
Nederlander eens moeten zien! Uniek, ongeëvenaard was onze overtuiging. Na een
steile afdaling door het bos kwamen we bij een ruïne aan. Een bouwval langs een dromerig
stroompje. Er stond ook een keet, bewoond door een paar krakers naar hun
kleding en dreadlocks te oordelen. Ze hadden een soort terrasje ingericht en
verkochten thee en kroketten die in de frituur bleken leeg te lopen. Op deze
plek smaakte het er ons niet minder om.
De tweede keer dat ik langs
Beekhuizen kwam was tijdens mijn allereerste rijles net voor mijn 30e
verjaardag, een onverwacht cadeautje. Vanuit Rozendaal kronkelde de weg via
haarspeldbochten omhoog. Ja dit ken ik, realiseerde ik me verheugd toen we weer
naar beneden zoefden. Langs Beekhuizen voerde de weg een villawijk in. Je zult
hier toch wonen, dacht ik bij mezelf, wat een voorrecht.
De derde keer dat ik bij
Beekhuizen kwam was een jaar later. Ik mocht me ineens de trotse mede-eigenaar
van een villa aan de gelijknamige weg noemen. En we werden vrienden, Beekhuizen
en ik. Met Floor in de mountainbuggy leerde ik alle romantische paadjes
kennen. We liepen graag langs het bovenbeekje naar de waterval en zaten dan op
het bankje de eendjes te voeren. We zakten diep weg in het altijd glibberige
modderpad, regen of geen regen en verwonderden ons over de kabouterwereld die
zich wel in het uitgesleten beekjesdal moest bevinden. En natuurlijk toonden we
onze respect aan de twee eeuwenoude zomereiken van het landgoed. We haalden
kikkerdril uit de vijver voor thuis, zagen hoe de rododendrons zich in het
wateroppervlak spiegelden. Schaatsten op de vijver en gleden met de slee van de
Keienberg. Avontuurlijk wild spotten in het bos net voor het donker. Met de fiets beklommen we
de Posbank en dan was het de kunst om tot thuis helemaal uit te rollen zonder te trappen. En jaren later staken we regelmatig te voet de heuvel bij
Herikhuizen over om op begraafplaats Heiderust broertje Joris te bezoeken.
In de vrieskoude ochtend maken we
een laatste wandeling voor ons vertrek en dan stuiten we op nog een verrassing:
ijshaar op het dode hout in het bos! Inderdaad, Beekhuizen blijft betoverend.