dinsdag 22 december 2020

Het sprookje dat Beekhuizen heet

Op een mooie winterdag gaan we logeren bij Boutiquehotel Beekhuizen. Beekhuizen en ik, wij delen een lange historie met elkaar. 

De allereerste keer dat ik 'op' Beekhuizen kwam was zo’n 25 jaar geleden tijdens een wandeling met mijn Nijmeegse huisgenoten. Een rondje over de Posbank, dat zou heel mooi moeten zijn. Het was eind oktober, de zon scheen en we genoten van de wandeling en het spectaculaire uitzicht over de restanten van de ijstijd. Jeetje, dit zou elke Nederlander eens moeten zien! Uniek, ongeëvenaard was onze overtuiging. Na een steile afdaling door het bos kwamen we bij een ruïne aan. Een bouwval langs een dromerig stroompje. Er stond ook een keet, bewoond door een paar krakers naar hun kleding en dreadlocks te oordelen. Ze hadden een soort terrasje ingericht en verkochten thee en kroketten die in de frituur bleken leeg te lopen. Op deze plek smaakte het er ons niet minder om.

De tweede keer dat ik langs Beekhuizen kwam was tijdens mijn allereerste rijles net voor mijn 30e verjaardag, een onverwacht cadeautje. Vanuit Rozendaal kronkelde de weg via haarspeldbochten omhoog. Ja dit ken ik, realiseerde ik me verheugd toen we weer naar beneden zoefden. Langs Beekhuizen voerde de weg een villawijk in. Je zult hier toch wonen, dacht ik bij mezelf, wat een voorrecht.

De derde keer dat ik bij Beekhuizen kwam was een jaar later. Ik mocht me ineens de trotse mede-eigenaar van een villa aan de gelijknamige weg noemen. En we werden vrienden, Beekhuizen en ik. Met Floor in de  mountainbuggy leerde ik alle romantische paadjes kennen. We liepen graag langs het bovenbeekje naar de waterval en zaten dan op het bankje de eendjes te voeren. We zakten diep weg in het altijd glibberige modderpad, regen of geen regen en verwonderden ons over de kabouterwereld die zich wel in het uitgesleten beekjesdal moest bevinden. En natuurlijk toonden we onze respect aan de twee eeuwenoude zomereiken van het landgoed. We haalden kikkerdril uit de vijver voor thuis, zagen hoe de rododendrons zich in het wateroppervlak spiegelden. Schaatsten op de vijver en gleden met de slee van de Keienberg. Avontuurlijk wild spotten in het bos net voor het donker. Met de fiets beklommen we de Posbank en dan was het de kunst om tot thuis helemaal uit te rollen zonder te trappen. En jaren later staken we regelmatig te voet de heuvel bij Herikhuizen over om op begraafplaats Heiderust broertje Joris te bezoeken.

Door al deze herinneringen heeft Beekhuizen een speciale plek in mijn hart. Hoe fijn is het dan ook om nu in dit prachtige hotel te kunnen overnachten. Het voelt helemaal thuis. Maar dat komt ook doordat familie Stoevelaar de sfeer zo goed heeft getroffen en er een adembenemende plek van heeft gemaakt. Rondom het centrale bakhuis bevinden zich de suites en lodges. Ook al is het coronatijd, de gezellige 'woonkamer' lijdt er niet onder. Naast de kerstboom vinden we een plekje voor het diner. Door het raam zie ik dat het stroompje nog altijd langs het gebouw en de rododendrons het bos in slingert.

In de vrieskoude ochtend maken we een laatste wandeling voor ons vertrek en dan stuiten we op nog een verrassing: ijshaar op het dode hout in het bos! Inderdaad, Beekhuizen blijft betoverend. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten