woensdag 28 augustus 2019

Aan lager wal

Vanuit onze tuin stappen we zo het meer in. Met de hitte van de laatste dagen is een afkoeling welkom. Via de ladder vol algen daal ik af in de diepte. Als ik de onzichtbare bodem bereik blijkt het water slechts tot mijn bovenbenen te komen. Ik klim op de sup-plank, trek de peddel naar me toe en binnen een paar tellen bereik ik het midden van het meer. Dan ga ik languit liggen en ik luister naar het kalme gekabbel van de golfjes. De wind doet de rest.

Het is niet de hele tijd zo rustig op het water, integendeel. Kinderen passeren al proestend mijn hangmat op het water. De moeder in mij houd ze in de gaten. Redden ze het wel naar de overkant? Het is diep en best ver. Wat als ze in ademnood komen? Ik hoor ze soms praten, hun zinnen onderbroken door de slokjes water die ze noodgedwongen moeten wegslikken. Maar ik kan toch niet de lifeguard uit gaan hangen hier? Ik ben tenslotte vaker níet dan wél op het water. Loslaten Roelie.

Vandaag is het rustig op het strandje. Er is welgeteld één vader met twee kleine jongetjes aanwezig. Ze hebben een kano bij zich, zoiets als die van ons maar dan met een elektromotortje. De jochies, leeftijd net basisschool, maken kabaal voor tien. De één wil niet die kant op, wanneer mag hij nou aan het roer, gillen, joelen, kortom een hoop herrie. Op een gegeven moment laat de vader de oudste in zijn eentje op het meer rondjes draaien terwijl hij met de jongste aan de kant zit. Ik vind het maar niks.

Een tijdje later lijkt het strandje leeg maar de herrie duurt voort. Ik kijk op van mijn boek en ontdek de jochies weer in de kano. Alleen. Zonder vader. Zonder zwemvest. En ze zitten vast in het riet bij ons aan de overkant. Dan ontdek ik vader. Die kan de jochies niet zien maar probeert al wadend op hun geluid af te gaan. Hij staat al tot zijn middel in het water maar komt niet veel dichter bij ze in de buurt. Erger nog... de jochies zien hem niet eens omdat hij achter het riet zit. De paniek is in de stemmetjes te horen, van branie geen sprake meer alleen nog brullen en huilen.

'Kom op, we moeten ze gaan helpen!' zeg ik tegen mijn lief. 'Nee, nee, anders leert die vader het nooit,' antwoordt hij nuchter. We kijken het met de verrekijker nog een minuutje aan maar hakken dan de knoop door. We springen in onze kano, gooien de trossen los en zetten als echte helden koers naar de ramp. Als we in de buurt van de gestrande kano komen bereikt hun vader ook net de boot. Het blijkt alleen niet hun vader maar hun opa te zijn. Dat verklaart een hoop en mijn lief en ik kijken elkaar veelbetekenend aan. Helaas wijzen de statistieken uit dat de meeste water gerelateerde ongelukken met niet oplettende grootouders gebeuren, hoe exemplarisch.

De kano van de jongetjes is binnen no time uit het riet geduwd en ze zetten weer koers naar het strandje. Maar opa kan er niet inklimmen want dan zou de kano omslaan. 'Houd u zich maar aan onze boot vast, we slepen u wel even,' bieden we aan. Daar wordt dankbaar gebruik van gemaakt. 'Ze waren aan lager wal geraakt,' grapt opa nog. Ik bijt mijn tong bijna af om geen belerende opmerking te maken.

Als opa is afgezet en de jongetjes nog helemaal onder de indruk nasnikken op het strand zeg ik: 'Zo, hebben jullie even een mooi verhaal om thuis te vertellen!'
De oudste vermant zich, zijn ogen gaan stralen en hij roept enthousiast: 'Ja nou!'
Zó makkelijk komt opa er niet mee weg...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten